Onze maatschappij is nu ongeveer vier maanden een anderhalvemetersamenleving. Inmiddels zijn er nieuwe inzichten vanuit de wetenschap en zijn de coronanormen ook veranderd in ons land. In deze blog bespreken we nieuwe rekenmethoden die meer houvast bieden voor een realistische capaciteit voor statische en dynamische omgevingen.
De eerste berekeningen
ESI presenteerde op 24 maart in een eerste blog over de 1,5 meternorm inzichten in een manier waarop je de anderhalve meter afstandsnorm kunt omzetten in benodigde vloeroppervlak per persoon. Dit leverde twee getallen op: 3,6m² per persoon voor statische situaties en 4,7m² per persoon voor dynamische omgevingen. Deze berekening kende de volgende uitgangspunten:
- de ruimte die mensen zelf innemen komt bovenop de ruimte die nodig is om anderhalve meter afstand te houden;
- zowel in statische als in dynamische omgevingen moeten mensen constant zelf de juiste afstand tot mensen om hen heen in acht nemen (en dus ook corrigeren bij beweging);
- mensen bewegen zich allemaal individueel door een ruimte en moeten dus allemaal 1,5 meter afstand houden tot iedereen om hen heen (ook partners en kinderen).
Deze uitgangspunten moesten wij na verloop van tijd deels loslaten. Zo bleek bij de versoepeling van de lockdown dat gezinnen wel binnen de 1,5 meter van elkaar mochten zijn wanneer zij zich buitenshuis begeven. Maar de rekenmethode bood een uitgangspunt om op korte termijn aan de slag te gaan.
Branchenorm winkels
De retailbranche kwam maart en april met twee normen voor de winkelcapaciteit bij 1,5 meter. In het protocol ‘Verantwoord winkelen’ is de norm 10m² vloeroppervlak per persoon voor supermarkten (het Vakcentrum definieert dit tot 1 persoon per 10m² VerkoopVloerOppervlakte). InRetail kwam ook met een norm van 25m² per persoon voor winkels met meer dan 1.000m² vloeroppervlak. Deze norm blijkt in relatief weinig winkels van toepassing. Een gemiddelde damesmodewinkel is volgens InRetail namelijk 118m², herenmode 156m² en textielsupermarkten komen op gemiddeld 256m².
Voor het berekenen van de capaciteit van winkelstraten is tot op heden nog geen norm beschreven.
Discussiepunten rond de normen
De afgelopen maanden waren er een aantal terugkerende discussiepunten rond de normering voor bezoekers versus vloeroppervlak. Het eerste is de vraag of het reëel is te veronderstellen dat ieder deel van een plaats op dezelfde wijze wordt gebruikt. Essentieel daarbij is het onderscheid tussen statisch en dynamisch. Bijvoorbeeld: in een supermarkt is het statische gedeelte de rij voor de kassa, de rest van de vloeroppervlakte is dynamisch te noemen. Mogelijk treden de problemen alleen op in het statische gebied.
Voor het berekenen van de bezoekerscapaciteit van een statische crowd is een veel terugkerend discussiepunt: moet van de buitenzijden van het lichaam of van neus tot neus worden gemeten? Dit laatste impliceert dat de oppervlakte van personen zelf buiten beschouwing wordt gelaten. Het principe van “neus tot neus” lijkt wishful thinking. Anderhalve meter afstand houden doe je immers niet alleen met je neus! Ook een ander lichaamsdeel kan de druppels opvangen die jou uiteindelijk besmetten.
Een ander discussiepunt is de wijze van afbakenen van de benodigde vloeroppervlakte per persoon. Dit kan met rechthoeken of met cirkels. Als de benodigde oppervlakte van een persoon binnen een rechthoek valt is die eenvoudiger te berekenen dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van cirkels. Maar voor de optimalisatie van het ruimtegebruik is de cirkelbenadering interessant. Een cirkel neemt immers minder ruimte in en zou dus een hogere bezoekerscapaciteit opleveren. Het projecteren van cirkels en het vervolgens diagonaal (optimaal) opstellen van deze cirkels ten opzichte van elkaar kan winst opleveren in de bezoekerscapaciteit. De vraag is echter hoe reëel dit is in statische situaties. Bezoekers zullen zich in een statische omgeving vaak in rijen moeten opstellen. Deze rijen vormen zich naast en achter elkaar en rechte lijnen zijn dan logisch. Voor dynamische omgevingen kan de benadering met diagonale cirkels wel een beter beeld opleveren.
Nieuw: statische berekening op basis van koppels van twee
Een nieuw element dat we kunnen toevoegen in de statische berekening is het aanwezig zijn in tweetallen of zelfs drie- of viertallen in een ruimte. Dit is immers tot op zekere hoogte toegestaan. België spreekt over mensen die zich in jouw bubble bevinden; in Nederland zijn het alleen de gezinnen die samen binnen de anderhalve meter naar een museum mogen gaan of het winkelcentrum bezoeken.
Veel winkels hanteren een toelatingsbeleid van niet meer dan twee personen per gezelschap. We zien in recreatie- winkelgebieden vaak een mix van eenlingen, tweetallen en een enkele keer een drie- of viertal. Het is daarmee een veilige aanname om voor recreatie- en winkelgebieden de capaciteit op basis van tweetallen te berekenen. Als we daarmee gaan rekenen, komen we dus tot een oppervlakte per twee personen.
Berekening statische situaties per koppel (afbeelding 1 en 2)
Als uitgangspunt nemen we twee volwassenen met dezelfde afmetingen per persoon (30 bij 50 centimeter) en een onderlinge afstand van 20 centimeter. Zij nemen, met inachtneming van 75 centimeter afstand om zich heen en op basis van rechthoekige vlakken, in totaal 4,6m² achter elkaar in (0,75+0,50+0,75)x(0,75+0,30+0,20+0,30+0,75) of 3,96m² naast elkaar in (0,75+0,50+0,20+0,50+0,75)x(0,75+0,30+0,75). Als algemene richtlijn kan daarmee 4,5m² per twee personen worden aangehouden. Dit is dus 2,25 m² per persoon!
Dynamische berekening opnieuw beschouwd
De eerste rekenmethode die we in maart presenteerden voor dynamische gebieden ging uit van een grotere vloeroppervlakte bij dynamische crowds, doordat lopende mensen meer ruimte innemen dan een stilstaande persoon. Dit verschil was echter klein vanwege aanname 2: iedereen verdeelt zich constant evenredig over een ruimte. Het Britse Institute of Place Management (IPM) presenteerde recent een rekenmethode voor dynamische gebieden waarbij een extra marge wordt aangehouden voor wanneer mensen elkaar dreigen dichter dan 1,5 meter te naderen. Een lopende persoon zou volgens de door het IPM gehanteerde uitgangspunten 0,5 seconde nodig hebben om tot stilstand te komen wanneer hij of zij een andere persoon teveel nadert. Om dan op tijd te stoppen is die halve seconde uit te drukken in een afstand: namelijk de snelheid (meter per seconde) x 0,5 seconde. Deze stopafstand kan daarmee uitgedrukt worden in een “extra” cirkel rondom iedere persoon, bovenop de afstand voor social distancing.
Het IPM rekent vervolgens met de cirkelmethode en een optimale verdeling van de cirkels diagonaal over de ruimte. Dit levert een capaciteitswinst op van 12%: met rechte lijnen nemen de cirkels namelijk 78,54% van de vloeroppervlakte in, terwijl in een diagonale opstelling de cirkels 90,69% van de vloeroppervlakte innemen.
Omdat de cirkels 90,69% van de ruimte innemen, moet de oppervlakte van alle cirkels bij elkaar in een ruimte nog eens gedeeld worden door 0,9069. Meer hierover in het working paper van het Institute of Place Management (juni 2020).
Op de berekeningen van het IPM valt enige kritiek te leveren. Ten eerste laat het IPM de ruimte die personen zelf innemen buiten beschouwing (onze aanname 1 wordt dus genegeerd). Het IPM rekent daarnaast met relatief hoge loopsnelheden. Wij komen op basis van de simulatieanalyses van InControl op twee realistische loopsnelheden: 1,35 meter per seconde voor een crowd die ongehinderd doorloopt en 1,04 meter per seconde voor winkelend/ slenterend publiek. Deze snelheden zijn gevalideerd in (m)eerdere onderzoeken van winkelstraten. De extra afstand die nodig is om te stoppen is daarmee:
- 1,35 x 0,5(sec) = 0,68m voor mensen met een normale loopsnelheid (afb. 3);
- 1,04 x 0,5(sec) = 0,52m voor winkelend publiek (afb. 4).
Nieuw: dynamische berekening met stopafstanden en eenlingen of koppels
Het idee om deze stopafstanden mee te rekenen bovenop de afstandsnorm van 0,75m rondom een persoon of koppel biedt een interessante invalshoek die we kunnen meenemen in de capaciteitsberekening.
Dynamisch met eenlingen
Voor een ruimte waarin de meesten zich individueel bewegen, zoals op een stoep tijdens spitsuur, kan de capaciteit als volgt berekend kunnen worden:
- we gaan uit van eenlingen, velen bewegen zich alleen over straat;
- iedere cirkel heeft een theoretische straal van 0,2m (gebaseerd op de gemiddelde oppervlakte van een persoon) + 0,68m (de stopruimte) + 0,75m (voor de anderhalve meternorm)= 1,63m;
- de benodigde vloeroppervlakte is daarmee π*1,63m²/0,9069m² = 9,2m² per persoon;
- capaciteit van de stoep = beschikbare oppervlakte stoep / 9,2m².
Dit getal zit dichtbij de retailnorm van 10 m² per persoon.
Dynamisch met koppels
Voor een ruimte waarin velen zich in twee- of drietallen bewegen, zoals bij winkelend publiek in een gezellige winkelstraat of winkel, kan de capaciteit als volgt berekend worden:
- we gaan uit van tweetallen die – achter of naast elkaar lopend – gemiddeld samen 68 x 68 cm in beslag nemen;
- iedere cirkel heeft een theoretische straal van 0,34m (gebaseerd op de gemiddelde oppervlakte van twee personen) + 0,52m (de stopruimte) + 0,75m (voor de anderhalve meternorm)= 1,61m;
- de oppervlakte per twee personen is daarmee π*1,61m²/0,9069m² = 8,98m²; dit is dus 4,5m² per persoon;
- de capaciteit van de winkelstraat = beschikbare oppervlakte straat / 4,5m².
Dit is dus bijna het dubbele van de stoep tijdens spitsuur en meer dan het dubbele van de huidige retailnorm voor winkels!
Mitsen en maren
Alhoewel de bovenstaande getallen meer recht doen aan de huidige realiteit en het straatbeeld dan eerdere berekeningen en normen, blijven er om te kunnen vereenvoudigen verschillende aannames van kracht. Zo kan het heel goed zijn dat een deel van een straat niet populair is en dus ook niet evenredig wordt gebruikt. Beter kan in dat geval alleen naar het drukste gedeelte van de winkelstraat worden gekeken, om vervolgens daar een capaciteitsberekening en een monitoringssysteem op te richten. Ook is de vraag of publiek alle VVO van de aanwezige winkels volledig benut. Het is verstandig om niet de volledige straat én de volledige VVO van de winkels mee te rekenen wanneer de capaciteit van het gebied wordt bepaald. Ga voor een veilige capaciteit van het drukste gedeelte van de winkelstraat liever in de basis uit van bijvoorbeeld 75% van de totale VVO in de winkels + 75% van de beschikbare straatoppervlak, zodat je 25% marge hebt. Dit kan per situatie verschillen. Praktijkwaarnemingen kunnen een preciezer beeld opleveren van de werkelijke maximale capaciteit.