Op 6 februari 2020 berichtte Nieuwsuur dat de landelijke geluidsnormen voor evenementen met name zonder de bijkomende gehoorbeschermingsmiddelen onveilig zijn. Hierop ontstond de nodige commotie in diverse media en klonk verontwaardiging door over de handelswijze van de minister en de branche. De GGD berichtte al jaren geleden dat gemeenten meer kunnen doen om gehoorschade bij evenementen te voorkomen, maar dit signaal bleef bij velen nog ongehoord.
Het risico van gehoorschade
Bezoekers van evenementen lopen grote kans op gehoorschade, ook als de evenementorganisatie zich houdt aan de norm van gemiddeld 103 dB per kwartier, zoals dit is afgesproken in het landelijke convenant tussen de minister en de branche. Dit was de kernboodschap van het item dat Nieuwsuur presenteerde. De norm blijkt nog teveel als op zichzelf staande afspraak te worden behandeld, terwijl volgens de gehoordeskundigen dit geluidsniveau alleen redelijk veilig kan worden beleefd bij gebruik van stevige gehoorbescherming. En ook dan kan het nog schadelijk zijn.
VeiligheidNL bracht in kaart dat de helft van de bezoekers geen gehoorbescherming gebruikt. In een reactie in het item op Nieuwsuur geeft branchevereniging VVEM aan dat de keuze om geen oordoppen te dragen uiteindelijk de eigen verantwoordelijkheid is van bezoekers. Voorlichting moet hen bewegen zelf verstandige keuzes te maken, maar doen zij dit niet dan is het hun eigen risico (hierbij maakt ze de vergelijking met alcohol drinken als je nog achter het stuur moet gaan zitten na een feestje).
Reguleren van gehoorbescherming
De veiligheid en gezondheid van bezoekers van evenementen wordt in ons land op een aantal wijzen gewaarborgd. Een bekend middel is de evenementenvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In die vergunning neemt de gemeente voorwaarden op waaronder het evenement mag plaatsvinden. De burgemeester is verantwoordelijk voor het stellen van deze voorwaarden en maakt in de meeste gemeenten een afweging op vier gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en het milieu. Het stellen van maximale normen aan geluid kan hier een onderdeel van zijn. Het voldoen aan deze voorwaarden is een verantwoordelijkheid van de vergunninghouder; de organisator van het evenement. De bescherming van het gehoor van bezoekers zou hierbij onder de kop “volksgezondheid” vallen, geluidsoverlast onder “milieu”. In beleid kan de gemeente stellen welke voorwaarden ze in algemene zin stelt aan evenementen in een bepaalde categorie, op een bepaalde locatie of van een bepaalde omvang.
Het beschermen van het gehoor (en dus de gezondheid) van evenementenbezoekers is overigens niet alleen op basis van de evenementenvergunning een verantwoordelijkheid voor de organisator van het evenement. Op grond van het juridische principe van ‘goed huisvaderschap’ (burgerlijk wetboek) moet ook de organisator van een evenement alles doen wat redelijkerwijs van hem verwacht mag worden om voorzienbare schade te voorkomen. Hierbij hoort het inzichtelijk maken van de voorzienbare risico’s en het nemen van maatregelen in het kader van risicomitigatie: een risico wegnemen of vermijden, een risico verminderen, een risico overdragen of een risico accepteren. Doet de organisator niet wat van hem mag worden verwacht, dan kan hij aansprakelijk worden gesteld voor schade.
En dan is er nog de Arbowet, die stelt dat de werkgever (zoals een evenementenorganisator) zijn medewerkers (ook die van zijn inhuurpartners) een veilige werkomgeving moet bieden en ook een zorgplicht heeft voor de bezoekers van zijn inrichting. De Arbowet noemt het werken met geluidsbelastingen boven 85 dB als ernstig risico. Dit houdt in dat de werkgever het hele pakket aan maatregelen moet nemen (ook bij evenementen met vrijwilligers, blogden wij al eerder), van een RI&E tot en met het aanbieden van beschermingsmiddelen. Dat zouden dus ook oordoppen kunnen zijn.
De rol van de gemeente
Natuurlijk is het goed dat de minister met de branche afspraken maakt over het voorkomen van gehoorschade. De waarde van een convenant is – in juridisch afdwingbare – zin echter beperkt, zo leerde de casus Scheveningen ons het afgelopen jaar. De politieke opvatting is vooral dat het goed is dat de branche zichzelf reguleert en de minister dit niet met een ‘starre’ wet hoeft te reguleren. En daar is de branche het begrijpelijkerwijs mee eens.
Maar met de wetenschap dat a) 103 dB(A) nog steeds schadelijk is zonder gehoorbescherming, b) de wetenschap dat veel bezoekers niet uit zichzelf gehoorbescherming dragen en c) alleen voorlichting kennelijk niet effectief genoeg is om bezoekers echt voldoende te beschermen, dringt de vraag op of het dan toch niet zo gek is als de gemeente extra voorwaarden stelt om dit risico te beheersen. Ook van de gemeente mag immers worden verwacht dat ze al het redelijke doet wat in haar macht ligt om de veiligheid van evenementbezoekers te waarborgen.
Wie dit onderwerp al langere tijd volgt, weet dat GGD Nederland in 2017 in een ‘Handreiking Gehoorschade jongeren bij festival- en uitgaansbezoek’ heeft uitgebracht, waarin ze een aanzet gegeven voor extra mitigerende maatregelen om het risico van gehoorbeschadiging op festivals en in het uitgaansleven te beperken wanneer het uurgemiddelde boven 92,5 dB(A) uitkomt. De voorgestelde maatregelen omvatten onder meer het inlassen van geluidspauzes en het verplicht stellen van gehoorbescherming aan alle bezoekers. De GGD stelt gemeenten voor hierover regels te stellen in de APV, het evenementenbeleid en/of de evenementenvergunning. Overigens zou je verwachten dat de GGD deze richtlijnen dan ook al als adviezen meegeeft aan gemeenten in het proces van de evenementenvergunning, maar dit lijkt lang nog niet overal te gebeuren.
Hoe nu verder?
In de kern zegt de GGD net als veel gehoordeskundigen: bezoekers lopen met de huidige aanpak nog een te groot risico op gehoorbeschadiging en om hun gezondheid echt goed te beschermen moet je dit meer verplichtend gaan reguleren. Maar moet je zover gaan als gemeente? Het antwoord hierop is niet eenduidig te geven. De vraag is of het beroepen op “eigen verantwoordelijkheid” van bezoekers tot het nemen van preventieve maatregelen houdbaar blijft of dat het toch in de regulerende en verplichtende sfeer zal komen. Een eerste stap zou kunnen zijn dat gemeenten niet meer geluidsruimte vergunnen dan strikt noodzakelijk is voor de betreffende activiteit. Zo hanteert de gemeente Amsterdam al sinds enige jaren een bovengrens van 100 dB bij muziekevenementen, bij andere typen evenementen ligt de maximale geluidswaarde in Amsterdam nog lager. Wellicht is het meest wenselijke dat de branche zelf meer regulerende stappen neemt en haar bezoekers beter gaat beschermen tegen de ernstige gevolgen van blijvende gehoorschade. Dan is de oproep van de GGD en tal van gehoordeskundigen uiteindelijk niet tegen dovemansoren.