Rik Voogt, Event Safety Institute
Uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2015:219) volgt dat nakoming van privaatrechtelijke afspraken niet via een vergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan worden afgedwongen, omdat deze afspraken niet als APV-voorschriften kunnen gelden op basis waarvan de vergunning kan worden ingetrokken.
Wij hebben gemerkt dat hierop enige verwarring is ontstaan over de vraag of je in een evenementenvergunning voorschriften kunt stellen die een privaatrechtelijk gevolg hebben. Denk bijvoorbeeld aan het stellen van bepaalde huisregels, de wijze van fouilleren, verplicht vervoer via een pendelbus naar het evenemententerrein of de zorg voor hinderaspecten gerelateerd aan het evenement in de directe omgeving. Het leek ons daarom goed om eens scherp neer te zetten hoe de evenementenvergunning en het privaatrecht tot elkaar in verhouding staan.
We zoomen eerst nader in op de casus waarover de Raad van State uitspraak heeft gedaan. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:219) ziet op een casus waarin gemaakte afspraken zowel in een door een gemeente verzonden brief als in een daarna verleende vergunning waren opgenomen.
Na schending van de afspraken werd de verleende vergunning ingetrokken. De Afdeling moest zich buigen over de vraag of dit wel kon; was er sprake van schending van een privaatrechtelijke overeenkomst of van een vergunningvoorschrift? Kunnen privaatrechtelijke afspraken die een gemeente maakt met een bedrijf of burger, als voorschriften wel aan een vergunning worden verbonden. Ja, dat kan, al is het vanwege het ontbreken van afdwingbaarheid niet aan te raden.
Deze uitspraak maakt weliswaar opnieuw duidelijk dat het publiek- en privaatrechtelijke kader bij vergunningverlening strikt van elkaar moeten worden onderscheiden. Maar als de inhoud van de afspraken expliciet als voorschrift wordt neergelegd in een vergunning, gelden ze wel degelijk als voorschrift. Voor alle duidelijkheid het ging hier om een betalingsverplichting waarover privaatrechtelijke afspraken waren gemaakt.
Een samenloop van het publiek- en privaatrechtelijke kader kan bij de vergunningverlening voor evenementen niet snel – om niet te zeggen vrijwel nooit – worden aangenomen. Privaatrechtelijke afspraken zien namelijk vaak juist op de behartiging van andere belangen die in het publiekrechtelijk kader geen plaats hebben gekregen. Het publiek- en privaatrechtelijk afwegingskader leiden dan tot twee juridisch van elkaar te onderscheiden beslissingen met eigen regels en inkaderingen.
En dat is een niet onbelangrijke constatering in het kader van de aan een evenementenvergunning verbonden voorschriften. De aan de evenementenvergunning verbonden voorschriften zijn voortgekomen uit een beoordeling van betrokken aspecten binnen het toetsingskader van de APV openbare orde, veiligheid, gezondheid en milieu. De hieruit voortvloeiende vergunningsvoorschriften zien per definitie op de behartiging van de aan het toetsingskader gelieerde belangen en hebben daardoor per definitie altijd een publiekrechtelijk karakter. Er zal dus vrijwel nooit sprake zijn van voorschriften met een privaatrechtelijk karakter.
Als er in het unieke geval al sprake zou zijn van privaatrechtelijke afspraken, tot betaling van gelden bij de toestemming een evenement te organiseren bijvoorbeeld, dan dient het bevoegd gezag voorafgaand aan het verlenen van de vergunning te bedenken of het deze via een voorschrift aan de vergunning wil verbinden of dat het daarover aparte privaatrechtelijke afspraken wil maken. Wil het bevoegd gezag de vergunning kunnen intrekken bij het niet nakomen, dan moeten de afspraken uitdrukkelijk als “voorschrift” aan de vergunning worden verbonden en niet als “afspraak”.
We kunnen concluderen dat de casus waarover de Raad van State uitspraak deed een wezenlijk ander karakter had dan de voorschriften in een vergunning die zien op de veiligheid rond een evenement. Het is wel degelijk mogelijk om via een vergunning bijvoorbeeld bepaalde huisregels af te dwingen of een bepaalde vorm van fouilleren te vereisen, zolang dit wordt gedaan met als grondslag het toetsingskader van de APV. Het aandachtspunt hierbij is dat overeenkomsten met een louter privaatrechtelijk karakter tussen een gemeente en een organisator niet verbonden moeten worden aan de publiekrechtelijke beschikking die evenementenvergunning heet.
Dat een specifieke publiekrechtelijke voorwaarde in een evenementenvergunning een privaatrechtelijk gevolg kan hebben is een ander gegeven. Denk aan de inname van vanuit het oogpunt van veiligheid niet toegestane goederen bij de toegangscontrole, als inbreuk op het eigendomsrecht. Dit ziet echter op de relatie tussen organisator/vergunninghouder en de deelnemer/bezoeker, niet op de relatie organisator en bevoegd gezag.
Heeft u vragen n.a.v. deze blog? Neem contact met ons op door een e-mail te sturen naar info@esi.email